Na de verheffing in 1308 tot een collegiale of kapittelkerk, een kerk waaraan een college van kanunniken verbonden is, begint een indrukwekkende geschiedenis.
Zo groeit de kerk in de zestiende eeuw uit tot de grootste kruiskerk in het huidige Nederland.
Spanjaarden, Staatsen en Fransen belegeren Grave als vestingstad met enige regelmaat zonder deze kerk te ontzien. Zo brengt men met name in 1674 en 1794 grote schade toe aan de Graafse Dom.
Na de Opstand tegen Filips II en het in 1577 verdrijven van de Spaanse bezettingsmacht nemen ‘gereformeerden’ (eertijds de algemene benaming van protestanten) de kerk over. Van 1586 tot 1602 is Grave weer ‘Spaans” en de kerk zodoende katholiek. Vanaf de verovering door prins Maurits tot de teruggave aan de katholieken onder Napoleon in 1799 is de ‘Grote Kerk‘ opnieuw in protestantse handen.
De contouren, de fundering van de oorspronkelijke toren en de laatste van de zeven zijkapellen herkent men op het Domplein.
In het noordtransept herkent men de lage deuren naar de voormalige crypte.
Het Mariakoor, de talrijke gildealtaren, menige muurschildering - zoals van J.M. Herman (1902 en 1906), ontworpen door Pierre Cuypers (zelf in het zuidelijk transept afgebeeld als figuur links) - en de zerken van de ‘rijke stinkers’ zijn na de grote restauratie nog beperkt terug te vinden.
De unieke, aloude spanten boven de gewelven zijn qua toegankelijkheid via slechts een steile, stenen wenteltrap niet algemeen te bewonderen.
Het uitzicht over het pittoreske stadje en de wijde omgeving blijft daarvandaan echter adembenemend.
In de verstillende schaduw van de stadskerk ontwikkelt zich op het oude kerkhof een Urnentuin.
Loopt men ‘Achter de kerk’, dan ziet men boven in de gevel een broos, monumentaal reliëf van de Annunciatie, ‘De boodschap aan Maria”.
Waar een kerkgebouw staat als icoon voor
een vierende, samenkomende geloofsgemeenschap
in het teken van zijn Overlevering,
tekent deze kerk zich vandaag de dag tegelijkertijd af
als een door generaties overgedragen erfgoed,
cultureel oftewel ‘eigen aan het leven van alleman, iedereen’.
Zo groeit de kerk in de zestiende eeuw uit tot de grootste kruiskerk in het huidige Nederland.
Spanjaarden, Staatsen en Fransen belegeren Grave als vestingstad met enige regelmaat zonder deze kerk te ontzien. Zo brengt men met name in 1674 en 1794 grote schade toe aan de Graafse Dom.
Na de Opstand tegen Filips II en het in 1577 verdrijven van de Spaanse bezettingsmacht nemen ‘gereformeerden’ (eertijds de algemene benaming van protestanten) de kerk over. Van 1586 tot 1602 is Grave weer ‘Spaans” en de kerk zodoende katholiek. Vanaf de verovering door prins Maurits tot de teruggave aan de katholieken onder Napoleon in 1799 is de ‘Grote Kerk‘ opnieuw in protestantse handen.
De contouren, de fundering van de oorspronkelijke toren en de laatste van de zeven zijkapellen herkent men op het Domplein.
In het noordtransept herkent men de lage deuren naar de voormalige crypte.
Het Mariakoor, de talrijke gildealtaren, menige muurschildering - zoals van J.M. Herman (1902 en 1906), ontworpen door Pierre Cuypers (zelf in het zuidelijk transept afgebeeld als figuur links) - en de zerken van de ‘rijke stinkers’ zijn na de grote restauratie nog beperkt terug te vinden.
De unieke, aloude spanten boven de gewelven zijn qua toegankelijkheid via slechts een steile, stenen wenteltrap niet algemeen te bewonderen.
Het uitzicht over het pittoreske stadje en de wijde omgeving blijft daarvandaan echter adembenemend.
In de verstillende schaduw van de stadskerk ontwikkelt zich op het oude kerkhof een Urnentuin.
Loopt men ‘Achter de kerk’, dan ziet men boven in de gevel een broos, monumentaal reliëf van de Annunciatie, ‘De boodschap aan Maria”.
Waar een kerkgebouw staat als icoon voor
een vierende, samenkomende geloofsgemeenschap
in het teken van zijn Overlevering,
tekent deze kerk zich vandaag de dag tegelijkertijd af
als een door generaties overgedragen erfgoed,
cultureel oftewel ‘eigen aan het leven van alleman, iedereen’.